Minister Mona Keijzer heeft een brief over de evaluatie van de huurverlaging 2023 voor huurders met een laag inkomen gedeeld met de Tweede Kamer. Tijdens de procedurevergadering op 22 april neemt de vaste Kamercommissie een besluit over de vervolgprocedure.
Onderstaand enkele relevante passages uitgelicht.
In 2023 is een eenmalige huurverlaging ingevoerd voor huurders met een laag inkomen die in een gereguleerde huurwoning van een woningcorporatie woonden. De maatregel verlaagde de huurprijs naar € 575,03 voor circa 595.000 huishoudens. Gemiddeld resulteerde dit in een netto maandelijkse besparing van € 24 voor huurtoeslagontvangende huurders. Deze huurverlaging heeft bijgedragen aan een verbeterde betaalbaarheid, met een daling van de huurquote onder de doelgroep van 24,3% naar 20,8%.
De maatregel had echter ook financiële gevolgen voor woningcorporaties. Door de lagere huurinkomsten van circa € 397 miljoen per jaar, nam hun leencapaciteit op sectorniveau af met ongeveer € 8,3 miljard. Dit kan gevolgen hebben voor toekomstige investeringen in bijvoorbeeld nieuwbouw, verduurzaming en leefbaarheid, zoals afgesproken in de Nationale Prestatieafspraken (NPA) van 2022. De afschaffing van de verhuurderheffing vanaf 2023 vormde de financiële ruimte voor deze afspraken, waaronder de huurverlaging.
De meeste huurverlagingen vonden plaats in de regio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden, samen goed voor 36% van het totaal. Hoewel een lagere huur de verhuisgeneigdheid mogelijk vermindert, is nog geen causaal verband aangetoond tussen de huurverlaging en een vertraging in de doorstroming binnen de sociale huursector. Dit effect zal zich waarschijnlijk pas op langere termijn duidelijker aftekenen.